Leds testen

Soms wil je weten of een led nog goed is, en soms ook weet je niet eens de kleur. En wat moet je aanvangen met infrarode leds, waarvan het licht sowieso niet zichtbaar is?

Het testen van een led is eigenlijk reuze simpel: sluit het ding met een voorschakelweerstand van 1 K aan op een batterij van 9 volt; als de led niet brandt, verwissel dan de aansluitingen. Als het ding in geen van beide gevallen licht geeft, is 'ie waarschijnlijk kapot, of heb je te maken met een infrarode led, oftewel een led zoals die in afstandsbedieningen te vinden is. Hierover lees je verderop meer.

Als je een voltmeter hebt, sluit deze dan aan over de pennen van de led; als de spanning in beide gevallen (bijna) hetzelfde is als de batterijspanning, is de led vrijwel zeker kapot. Als de spanning in één geval 1,9 volt bedraagt, gaat het mogelijk om een infrarode led (die dan ook nog gewoon goed kan zijn).

Het type led (low-current, gewoon), oftewel de werkstroom, kun je enigszins inschatten door een bekende led van dezelfde kleur in serie op te nemen, zodat je dus die twee leds en de weerstand van 1 K aansluit op de 9V-batterij. Als de bekende led een standaardexemplaar is en aanzienlijk zwakker brandt dan het onbekende type, is de onbekende led waarschijnlijk een low-current-type, dan wel een met een extra hoge lichtopbrengst.

Ze doen 't allemaal niet!

Een van de meest gemaakte fouten bij een serieschakeling van leds is dat er één of meer leds verkeerd om zijn aangesloten, waardoor de hele serieschakeling het niet doet. Immers, de omgedraaide led werkt als diode in sperrichting, en blokkeert de stroom voor alle andere leds. Je kunt dan controleren of alle leds in dezelfde richting zijn aangesloten, maar het is vaak goed turen om te zien wat de anode en de kathode is; sterker nog: als je geen ronde leds gebruikt en de aansluitpennen al hebt afgeknipt, zijn anode en kathode soms nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Wat nu?

Als je een voltmeter hebt, is het simpel: sluit de min van de voltmeter aan op de kathode van de 'onderste led', dus de led die op de laagste spanning is aangesloten. Meet met de plus-pen van de meter aan de contacten van de achtereenvolgende leds, te beginnen bij het onderste exemplaar. Zolang je de dwarsligger nog niet bent gepasseerd, zal de meter (bijna) nul aangeven. Zodra je echter het omgedraaide of kapotte exemplaar voorbij bent, zie je de spanning een sprong maken. Draai deze laatste led om, en de kans is groot dat alles nu werkt! Tenzij je natuurlijk meerdere leds verkeerd om hebt geschakeld, zodat je weer opnieuw moet beginnen met meten ...

Infrarode leds

Allereerst kun je bij een infrarode led controleren of er een stroom doorheen loopt; dit type led heeft ongeveer dezelfde nominale spanningsval als een rode led (1,9 volt), zodat je er met een voeding van 9 volt en een voorschakelweerstand van 390 ohm circa 20 mA doorheen moet kunnen sturen.

Het probleem van infrarode leds is dat het uitgezonden infrarode licht voor het blote oog onzichtbaar is. Het aardige is echter dat de meeste elektronische camera's wel gevoelig zijn voor dit infrarode licht. Als je dus een digitale foto- of videocamera hebt, of zelfs maar een simpele webcam, kun je controleren of een infrarode led licht geeft.

Mocht je geen elektronische camera in de buurt hebben, dan kun je op een indirecte manier zien of een infrarode led werkt: zorg dat je in de buurt bent van een apparaat dat met een bijbehorende afstandsbediening, bijvoorbeeld een televisie. Helemaal ideaal is het als een knipperend lichtje op het toestel aangeeft dat er een signaal van de afstandsbediening wordt ontvangen. Je kunt nu kijken of de verdachte infrarode led (of complete andere afstandsbediening) het signaal van de goede afstandsbediening merkbaar verstoort. Het best kun je de led dicht bij het ontvanger-'oogje' van de afstandsbediening houden, terwijl je de afstandsbediening zelf op wat meer afstand houdt.